Submenu

Wat is de RES

 

 

Wat is de RES

Snel naar uitleg energie eenheden

 

Leefbare aarde

We zijn in Nederland flink aan de slag om energie te besparen én om grootschalig duurzame energie op te wekken. Zo voorkomen we dat de aarde te veel opwarmt en we overal nog vaker serieuze problemen krijgen. Onze lucht wordt schoner, de wegen stiller en we worden onafhankelijker van gas en olie uit het buitenland. Kwaliteit van leven, daar doen we het voor. Niet alleen voor volgende generaties, maar ook nu, voor onszelf. 

Klimaatakkoord

Het Klimaatakkoord uit 2019 is de Nederlandse uitwerking van de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). Rijk, provincies, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties ondertekenden het akkoord. Afgesproken werd de hoeveelheid broeikasgassen binnen 10 jaar drastisch terug te brengen. In 2030 bijna de helft minder CO2 dan in 1990. In 2050 een CO2-uitstoot van bijna nul. 

In het Coalitieakkoord uit 2022 is het doel voor 2030 verhoogd tot tenminste 55% CO2-reductie. 

In het Klimaatakkoord is een hoofdstuk over de Regionale Energiestrategie (RES) opgenomen. Daarin is afgesproken dat in 30 regio’s wordt samengewerkt om tenminste 35 TWh aan grootschalig hernieuwbare energie op land op te wekken in 2030. De overheden in de 30 regio’s die hieraan werken, hebben in hun eerste RES een gezamenlijke ambitie van 55 TWh in 2030 vastgesteld. 

In het Klimaatakkoord is ook afgesproken gelijkwaardig samen te werken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie van hernieuwbare energie. Door te streven naar 50% lokaal eigendom krijgen lokale gemeenschappen zeggenschap over de energietransitie en houden we de opbrengsten lokaal. 

Nationaal Klimaat Platform

Het Nationaal Klimaat Platform is door minister Jetten van Klimaat en Energie in 2022 in het leven geroepen om te helpen het klimaatbeleid te versnellen. Het platform verbindt praktijkervaringen van burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen met beleid. Voorzitter Kees Vendrik brengt meerdere keren per jaar direct verslag uit aan de minister of de verantwoordelijk minister van een bepaald onderwerp. Dat gesprek gaat over de kansen die er zijn om te versnellen en de knelpunten die daarvoor moeten worden verholpen. Het is dan aan de politiek om actie te ondernemen. Het platform houdt in de gaten wat er met de bevindingen gebeurt en trekt aan de bel wanneer geen versnelling zichtbaar is.

 
 

Waarom zonne- en windenergie op land

Ons elektriciteitsverbruik stijgt flink door bijvoorbeeld elektrische auto’s, warmtepompen en verduurzaming industrie. Daarom is hernieuwbare energie met zon en wind nú nodig, met name in de buurt van plekken waar veel elektriciteit verbruikt wordt of gaat worden. De meeste windmolens komen op zee, maar wind op land is ook nodig: de ruimte op zee is eindig vanwege andere functies. Ook zorgt opwek op land dat vraag en aanbod dicht bij elkaar kunnen komen. Dat is wenselijk: enerzijds vanuit kostenoogpunt (minder netuitbreiding nodig) anderzijds helpt het om netcongestie te verminderen. De mix van zon en wind is ook belangrijk voor een stabiele levering, omdat wind en zon op een ander moment stroom leveren. 

Er wordt ook wel ingezet op andere technieken in de toekomst, maar veel technieken laten nog een tijdje op zich wachten. Zie ook het Nationaal Plan Energiesysteem.

 

Regionale Energiestrategie

Hoeveel en waar we grootschalig zonne- en windenergie gaan opwekken staat in de Regionale Energiestrategie, of kortweg RES. Gemeenten, provincies en waterschappen stelden 30 energieregio’s in Nederland samen die elk inmiddels een RES 1.0 maakten. In elke regio werken gemeenten, provincies en waterschappen samen met inwoners, bedrijfsleven, netbeheerders, energiecoöperaties en maatschappelijke organisaties. De 30 regio’s zijn nu bezig met de uitvoering van de RES 1.0 en waar nodig een herijking RES 2.0.

Opdrachtgever

De RES komt voort uit het aanbod van de koepels van gemeenten (VNG), provincies (IPO) en de waterschappen (UvW) aan het kabinet in 2017. Daarin gaven zij aan samen te willen bijdragen aan de verduurzaming van Nederland. Deze samenwerking heeft via het Klimaatakkoord vorm gekregen in de RES. In elke RES-regio werken gemeenten, provincies en waterschappen samen met veel andere partijen daarom aan de RES. Het is geen doel op zich dat elke regio in de eigen energiebehoefte kan voorzien. Het gaat erom dat de 30 regio’s gezamenlijk tenminste 35 TWh aan duurzame energie op land opwekken in 2030. Inmiddels hebben de overheden in de 30 regio’s die hieraan werken, in hun eerste RES een gezamenlijke ambitie van 55 TWh in 2030 vastgesteld.

 
 

Inhoud RES

In een RES wordt beschreven waar zonne- of windprojecten wel of juist niet kunnen komen en wat de impact is op de energie-infrastructuur. Er staat ook in met welke warmtebronnen wijken en gebouwen het beste duurzaam verwarmd kunnen worden. Bij deze keuzes worden ook inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen betrokken. Ook wordt afgestemd met andere regio’s over de keuzes. De RES richt zich op 2030 en waar mogelijk op 2050. Dat geeft alle partijen die betrokken zijn inzicht in wat er in de toekomst op hen afkomt. Alle regio’s hebben een eerste RES (RES 1.0) opgeleverd, die door elke provincie, gemeente en waterschap is vastgesteld in 2021. Inmiddels heeft ook elke regio een eerste Voortgangsrapportage opgeleverd in 2023. De volgende wordt opgeleverd op 1 juli 2025. 

 

Juridische status

De RES is een op de toekomst gerichte verkenning. De opgaven en ambities uit de RES krijgen pas juridische status als het wordt vastgelegd via documenten van de Wet Ruimtelijke Ordening of Omgevingswet. Denk aan structuur- of omgevingsvisie, omgevingsplannen en programma’s. De RES 1.0 is bestuurlijk vastgesteld door de gemeenteraden, Provinciale Staten en algemeen besturen van de waterschappen. Daarmee is de RES 1.0 bestuurlijk bindend. Dat betekent dat het bindend is voor de instantie die het vaststelt. De RES 1.0 is niet plan-mer plichtig.

Als nieuwe of aangepaste kaders leiden tot een RES 2.0, is die vaak wel plan-mer plichtig. Dit heeft gevolgen voor de inrichting van het RES-proces, maar geen invloed op de planning en het doelbereik van de RES’en. Er wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen een RES Voortgangsdocument en een RES Herijking.

RES Voortgangsdocument
Hierin beschrijft de regio of zij op koers ligt met het realiseren van de ambities uit de RES 1.0. Deze informatie is cruciaal om landelijk te kunnen monitoren of de 30 regio’s op koers liggen voor het behalen van hun doelen. Het RES Voortgangsdocument wordt elke 2 jaar opgesteld (2023, 2025, etc.). Dit document heeft geen kaderstellend karakter en is daarom niet plan-mer-plichtig.

RES Herijking
Vanwege nieuwe kaders, inzichten of innovaties kan er sprake zijn van nieuwe of aangepaste ambities. Die landen in de RES Herijking 2.0. Hierin kent elke regio zijn eigen tempo en ritme. Wel is het zo dat - om het gezamenlijk doel voor opwek in 2030 te realiseren - het nodig is dat in januari 2025 vergunningen voor projecten zijn verleend. Dat betekent voor overheden: verankeren van de RES'en in ruimtelijk beleid eind 2023, begin 2024. De RES Herijking 2.0 is vaak plan-mer-plichtig. Daarom is besluitvorming door volksvertegenwoordigers sterk aan te raden. Het gaat immers om kaders die (opnieuw) worden vast- of bijgesteld.

 

Randvoorwaarden voor meer dan 35 TWh

Het gezamenlijke bod van 55 TWh van de 30 RES-regio’s overschrijdt de doelstelling uit het Klimaatakkoord van minimaal 35 TWh in 2030. Door de snel groeiende vraag naar duurzame elektriciteit is op alle fronten extra inzet nodig. Daarom vroeg het Bestuurlijk overleg Klimaat & Energie in 2022 aan Greetje Bos om de randvoorwaarden te onderzoeken waaronder het mogelijk is meer dan 35 TWh te verzilveren. In het advies ‘Bouwen aan de brug, terwijl we eroverheen lopen’ beschrijft zij hiervoor vijf randvoorwaarden.

 

 

 

Stand van zaken

In 2021 hebben in alle 30 regio’s de raden, staten en algemeen besturen van gemeenten, provincies en waterschappen de Regionale Energiestrategieen (RES’en) 1.0 vastgesteld. De ambities van de 30 RES’en gezamenlijk tellen op tot ruim 55 TWh duurzaam opgewekte elektriciteit in 2030. Het Planbureau voor Leefomgeving (PBL) gaf eind 2023 in haar jaarlijkse monitor aan, dat het doel uit het Klimaatakkoord van 35 TWh opgewekte elektriciteit in 2030 goed haalbaar is. De vastgestelde ambitie van 55 TWh wordt zeer waarschijnlijk niet in 2030 gehaald. Het uitvoeren van ambities wordt in veel regio’s geremd of vertraagd door onder meer het volle stroomnet, mogelijk strengere landelijke milieu- en nieuwe afstandsnormen voor windturbines en defensieradars.

Vanwege de stijgende elektriciteitsvraag is het wel nodig te blijven sturen op deze gezamenlijke ambitie van 55 TWh. Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) geeft aan dat nog verdere stijging van het aanbod van duurzame elektriciteit en warmte nodig is tot 2050.

Het kunnen beschikken over betaalbare duurzame energie voor inwoners en bedrijven is nu én in de toekomst van groot belang. Het is een randvoorwaarde voor (nieuwe) woonwijken, bedrijvigheid, vervoer of recreatie. Het realiseren van wind- en zonprojecten draagt hieraan bij omdat deze technieken nú voorhanden zijn. Dit vraagt om continuïteit en bestuurders die de afspraken van hun voorgangers uitvoeren. Ook vraagt het om samenhangend beleid en consistente keuzes en instrumenten. Waarbij energie telkens in samenhang met ander beleid - zoals wonen, bedrijvigheid, landbouw en natuur - wordt afgewogen.

Het Nationaal Programma

Het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) ondersteunt de 30 regio’s bij het maken en uitvoeren van de RES’en. NP RES ontwikkelt en deelt kennis, ondersteunt het proces, bijvoorbeeld rond besluitvorming, participatie en data (analyses, rekenmethodieken). Zo bouwt NP RES een lerende community rond de RES. Opdrachtgevers zijn de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen namens de decentrale overheden, de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en namens het Rijk en de netbeheerders.

 
 

Financiering

Het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie en de regio’s bestaan sinds 2019 en komen voort uit de afspraak uit het Klimaatakkoord. Deze bedragen werden van 2019-2022 uit de klimaatenvelop van het ministerie van Binnenlandse Zaken betaald. 

Het gaat om 12 miljoen per jaar voor de regio’s gezamenlijk volgens een vaste verdeelsleutel. 

Vanaf 2023 zijn deze middelen beschikbaar gesteld door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat vanuit klimaat en energie. Dit vindt plaats via decentrale uitkering aan de RES-regio’s (via een door de regio aangewezen gemeente of provincie). De decentrale uitkering aan de regio’s is tot en met 2028 goedgekeurd door ministerie van Financiën. 

Daarnaast dragen gemeenten en provincies zelf ook bij. Elke regio bepaalt zelf hoeveel beschikbaar wordt gesteld en waarvoor en hoe verantwoording daarover plaatsvindt.  

 
 
 
 

Lokale warmtetransitie

Vóór 2030 moeten 1,5 miljoen woningen en vele andere gebouwen zijn verduurzaamd en/of van het aardgas af. Gemeenten beschrijven in hun Transitievisie Warmte (TVW) de warmtevraag en geven inzicht in welke wijken wanneer naar een duurzame bron gaan. Om gemeenten hierbij te ondersteunen met één loket, is 1-1-2023 het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) gestart. Het NPLW bouwt door op de ervaring, kennis en producten van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) en het Expertise Centrum Warmte (ECW), die overgaan naar het NPLW. 

De programma’s NPLW en RES raken elkaar op het gebied van warmte en bundelen de krachten waar dat logisch is voor de regio's. Als wijken geen aardgas meer gebruiken, stappen ze over op een andere warmtebron. Die warmtebronnen bedienen vaak meerdere gemeenten. Afstemming met omliggende gemeenten voorkomt dat een warmtebron ten onrechte dubbel gebruikt wordt of juist onbenut blijft. Dat is de reden dat inzicht in de warmtevraag en het warmte-aanbod onderdeel uitmaakt van de Regionale Energiestrategie. Dat gebeurt in de vorm van een Regionale Structuur Warmte (RSW). 

 
 
 

Regionale Structuur Warmte

De regio’s brengen de warmtevraag en het aanbod van duurzame warmte in de regio in kaart. Hiervoor maken de regio’s een Regionale Structuur Warmte. Dit is een voorstel voor de regionale verdeling van warmte met daarin opgenomen hoe het warmteaanbod, de warmtevraag, en de infrastructuur op regionaal niveau, met elkaar kunnen worden verbonden en wat hierin de ambitie is.

 
 
 

Energiebesparing

Energiebesparing is belangrijk om minder energie op te hoeven wekken. Energie die niet wordt gebruikt, hoeft niet te worden vervoerd of te worden ingepast in de leefomgeving. Dit geldt zowel voor elektriciteit als warmte. Als het gaat om besparing, kan in huizen en gebouwen de meeste ‘winst’ behaald worden bij warmte. Dit wordt vooral opgepakt door gemeenten bij hun visies op het isoleren en aardgasvrij maken van huizen en gebouwen (Transitievisie Warmte). 

Gemeenten kunnen afspraken maken over gezamenlijk beleid, bijvoorbeeld op het gebied van kennisuitwisseling of op het gebied van voorlichtingscampagnes. De regio kan ondersteunen bij het opbouwen en uitwisselen van kennis. Dat kan helpen in het versnellen van de uitvoering. Het Rijk ondersteunt onder andere met subsidies en voorlichtingscampagnes. 

In het Nationaal Plan Energiesysteem is energiebesparing één van de hoofdkeuzes. Het kabinet werkt aan de uitwerking van een Nationaal Programma Energiebesparing.

 
 

 
 

Communicatiecampagnes

De Noord-Hollandse campagne Van Hoe naar Zo is vast onderdeel geworden van de landelijke campagne Zet ook de knop om van het Rijk. Doel van de campagne is om inwoners bewust maken van de energietransitie. RES-regio’s en gemeenten kunnen het campagnemateriaal gebruiken.

 

Arbeidsmarkt en scholing

De energietransitie heeft grote invloed op de banen en het leren van veel mensen. Omgekeerd zijn arbeidsmarkt en scholing bepalend voor de snelheid, kosten en draagvlak van de energietransitie. Om de klimaatdoelen te halen is het nodig om véél meer mensen aan te trekken en hun vaardigheden actueel te houden. Arbeidsmarkt en scholing vormen daarmee één van de belangrijkste randvoorwaarden voor een succesvolle transitie. Dat geldt zeker ook voor een succesvolle uitvoering van de RES’en. Het is daarom raadzaam om de werkgelegenheidsopgave van de RES actief te koppelen aan regionaal arbeidsmarktbeleid. En ook te koppelen aan de werkgelegenheidsopgave van andere projecten binnen de energietransitie. Samenwerking is hierbij noodzakelijk.

Lees meer in het werkblad Arbeidsmarkt, scholing en de RES.

 

 
 
 

 

Uitleg energie eenheden

Illustratie die aangeeft dat 1TWH gelijk is aan 57 windturbines van 5MW (op 5,7ha) of gelijk is aan 1000ha zon op dak

 

Eenheden

Als je het over energie hebt, dan heb je het al snel over eenheden: de manier waarop energie gemeten wordt. De internationale standaard eenheid (SI) voor energie is joule. Warmte wordt vaak uitgedrukt in joule (J), en elektriciteit vaak in kilowattuur (kWh). Grote hoeveelheden energie worden bijvoorbeeld uitgedrukt in megawattuur (MWh) of gigajoule (GJ). 1 MWh is een miljoen Wh (en 1000 kWh) en 1 GJ is een miljard J. Joules en kilowattuur kunnen makkelijk onderling worden omgerekend: 1 kWh is gelijk aan 3.600.000 J (oftewel 3,6 MJ).

Watt en Wattuur

Watt (W) en wattuur (Wh) lijken op elkaar, maar zijn toch verschillend. Watt is het vermogen: dit is hoeveel energie een apparaat nodig heeft om te werken per tijdseenheid. Wattuur staat voor het verbruik of opwek: dit is hoeveel energie er is verbruikt of opgewekt gedurende een periode. Hoeveel een apparaat verbruikt, hangt af van hoe lang het aan staat: Een elektrische kachel met een vermogen van 1 kW die een uur aan staat, heeft 1 kWh verbruikt. Een windmolen van 5 MW produceert bij goede wind elk uur 5 MWh.

 

1TWh

1 TWh staat gelijk aan een miljard kWh (kilowattuur) ofwel aan de opwek van 54 windmolens van 5,6 MW of 1000 hectare aan zonnepark. De 1000 hectare is het kengetal voor zon op veld met 950 vollasturen. Zon op dak rekent met 900 vollasturen per jaar. Het is ongeveer 1% van de jaarlijkse elektriciteitsvraag in Nederland. 
 

Gemiddelde woning

Het gemiddelde elektriciteitsgebruik per huishouden is 2.479 kWh per jaar. 1 TWh staat daarmee gelijk aan de elektriciteitsvraag van ongeveer 400 duizend huishoudens.

Het elektriciteitsverbruik van huishoudens in Nederland is een stuk lager dan het warmteverbruik. Een gemiddeld Nederlands huishouden gebruikt jaarlijks 1.169 m3 aardgas voor verwarming en warm water. Omgerekend is dit 11.200 kWh per jaar.

1 Windmolen

1 windmolen van 5,6 MW produceert jaarlijks ongeveer net zoveel duurzame energie als:

  • circa 4.400 zonnedaken op woningen
  • of een zonneweide van 18 hectare, dat is ongeveer 27 voetbalvelden
 

 
 
Cookie-instellingen