Gemeente kan met beleid lokaal eigendom stimuleren

25-09-2024
325 keer bekeken

In het Klimaatakkoord (2019) staat het streven dat in 2030 bij nieuwe zon- en windprojecten 50% in lokaal eigendom is. Om dat doel te bereiken, moet er nog veel gebeuren. Gemeenten kunnen daar met hun lokale beleid een stimulerende rol in spelen, bevestigt onderzoek vanuit het NWO-programma MARET.

‘Hoe schalen we burgereigendom van lokale energie op?’ Dat was de centrale vraag in onderzoek dat Gerrit Rentier (HZ University of Applied Sciences), samen met collega-onderzoeker Wouter Schram, de afgelopen twee jaar uitvoerde en recent afrondde. ‘Ons onderzoek maakt deel uit van het project Zeekraal’, vertelt Gerrit. ‘Doel van dit project is te ontdekken hoe Zeeuwse gemeenten, energiecoöperaties en boeren betrokken zijn bij de besluitvorming over de energietransitie en welke afwegingen ze daarbij maken. En Zeekraal maakt weer deel uit van het NWO-programma-MARET, dat in het algemeen kijkt naar de maatschappelijke aspecten van de regionale energietransitie.’

Doelstelling 50% lokaal eigendom in 2030 lijkt steeds minder haalbaar

Wat was de reden om te gaan onderzoeken hoe we eigendom van inwoners kunnen opschalen? Liggen we niet voldoende op schema om het in het Klimaatakkoord van 2019 genoemde streven van 50% lokaal eigendom in 2030 te halen? ‘Uit de Lokale Energie Motor 2023 van HIER Opgewekt lijkt dit doel inderdaad steeds minder haalbaar’, zegt Gerrit. ‘In ieder geval als we kijken naar inwoners die eigenaar zijn van wind- en niet-huishoudelijke zonprojecten. Zo lijkt het aandeel burgereigendom van windenergie in Nederland te zijn gestegen van 3,5% in 2017 naar 4,9% in 2023. Maar in 2021 was het 5,7%, dus tussen 2021 en 2023 is dat aandeel gedaald. Het relatieve aandeel van lokaal eigendom van inwoners bij grootschalige zonne-energie is van 3,5% in 2017 gedaald naar 2,5% in 2022. Het aantal nieuwe energiecoöperaties was hard gestegen sinds 2013, maar die stijging stokt nu al twee jaar.’ Of het hier om structurele trends gaat is moeilijk te zeggen, oordeelt Gerrit. ‘Maar in vijf jaar tijd is het relatieve aandeel van lokaal burgereigendom van hernieuwbare energie niet wezenlijk toegenomen. En 2030 is nog maar vijf jaar van ons verwijderd.’

Welke voorwaarden zijn relevant bij stimuleren lokaal eigendom?

Werk aan de winkel dus. Want bij lokaal eigendom komen niet alleen de lasten, maar ook de lusten van duurzame projecten terecht in de lokale gemeenschap. En dat kan de maatschappelijke acceptatie van die projecten weer bevorderen, zo blijkt uit wetenschappelijke literatuur en rapporten van de EU. Om te kijken hoe we de groei van lokaal eigendom van inwoners kunnen stimuleren, onderzochten Gerrit en zijn collega in de RES-regio’s Zeeland en Goeree-Overflakkee welke voorwaarden daarbij relevant zijn, welke belemmeringen en kansen er zijn en welk beleid eventuele barrières kan oplossen.

Gerrit: ‘We hebben daarbij gebruikgemaakt van literatuuronderzoek en van een model van Wageningen University and Research (WUR), dat 23 voorwaarden noemt voor schaalvergroting van burgerinitiatieven in het algemeen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan financiële steun, landelijk beleid, participatie of lokaal en landelijk beleid. Wij onderzochten via zeven interviews in de twee RES-regio’s welke voorwaarden respondenten van energiecoöperaties uit zichzelf noemden en welke zij als meest relevant ervaren.’

Lokaal gemeentelijk beleid belangrijkste voorwaarde

Wat leverde het onderzoek op? ‘We kregen inzicht in welke voorwaarden voor energiecoöperaties het belangrijkst zijn én we ontdekten nog zeven extra voorwaarden vergeleken bij het WUR-onderzoek’, zegt Gerrit. Zo blijkt voor energiecoöperaties lokaal gemeentelijk beleid de belangrijkste voorwaarde te zijn om eigendom van inwoners bij duurzame projecten te stimuleren. ‘En dan gaat het vooral om het ruimtelijke beleid. Een tweede belangrijke voorwaarde vormen landelijke regelingen, zoals de SDE en de Postcoderoos, die intussen is vervangen door de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE).’

Nieuwe voorwaarden zijn bijvoorbeeld het bemachtigen van locaties én van een netwerkaansluiting, en meer samenwerking tussen energiecoöperaties onderling. ‘Een andere nieuwe voorwaarde die eruit springt is de zorg om de omgeving’, zegt Gerrit. ‘Die kan voor inwoners een belangrijke drijfveer zijn om het heft in eigen handen te nemen. We zien dat bijvoorbeeld op Tholen en Goeree-Overflakkee.’ Ook een gedeeld besef van lokaliteit (‘wij zijn een gemeenschap’) blijkt een voorwaarde, net als beperkingen van schaal. ‘Een kleine groep vrijwilligers kan doorgaans de complexiteit van een groot SDE-project niet aan qua kennis en financiën’, legt Gerrit uit. ‘Omgekeerd geeft de beperkte omvang van een Postcoderoos-project voor een grotere coöperatie met professionals onvoldoende financieel rendement.’

Gerrit noemt twee voorbeelden van samenwerking die slim inspelen op beperkingen van schaal. ‘In de gemeente Veere heeft een kleine groep vrijwilligers uit Koudekerke-Dishoek de lokale kennis en het draagvlak gebundeld met de kennis en het kapitaal van grotere energiecoöperatie Zeeuwind’, zegt hij. ‘Zo hebben zij samen met succes een SDE-zonnepark ontwikkeld.’ Een ander voorbeeld komt van Zonnecollectief Zeeland, dat in nauwe samenwerking met regionale partijen tientallen Postcoderoos-projecten kon initiëren. ‘En Zeeland herbergt natuurlijk het grootste burgerwindproject van Nederland’, voegt Gerrit met enige trots toe. ‘Namelijk Windpark Krammer, dat is ontstaan door de samenwerking tussen Deltawind (Goeree-Overflakkee) en Zeeuwind (Zeeland).’ 

Model voor RES-regio’s om voorwaarden in kaart te brengen en beleid te ontwikkelen

Het Zeekraal-onderzoek heeft een model opgeleverd – zie het schema hieronder – waarmee RES-regio’s de situatie voor energiecoöperaties in hun regio gestructureerd in kaart kunnen brengen. Vervolgens kunnen zij, aldus Gerrit, gericht beleid ontwikkelen op de belangrijkste voorwaarden. ‘Wij hebben van de geïnterviewden bijvoorbeeld geleerd dat Nederland kleinschaligere projecten en ontwikkelaars kan stimuleren, door bij het gunnen van financiële garanties zoals SDE, in het beleidsinstrument ook punten toe te kennen aan lokaliteit, participatie en omgevingsinpassing. Hoe maatschappelijk waardevol deze items ook zijn, ze maken een projectvoorstel financieel gezien relatief duurder, waardoor juist deze maatschappelijk waardevolle projecten in de huidige SDE-systematiek vaak buiten de boot vallen.'



Dik gedrukte voorwaarden hoorden bij de bovenste helft qua hoe vaak de voorwaarden werden genoemd in de interviews. Voorwaarden met een asterisk kwamen niet voor in het model “Scaling Citizen Initiatives” (Petrovics et al, 2022). Voorwaarden met een plusje erachter kwamen ook voor in de knelpuntenrapportage van HIER Opgewekt maart 2024.

Bundel kennis grote coöperaties met lokale vrijwilligersinitiatieven

Uit het onderzoek kwam ook duidelijk naar voren dat de gemeentelijke overheid lokaal eigendom kan stimuleren in het ruimtelijke beleid, door specifiek te benoemen hoe zij constructief omgaat met burgerinitiatief. ‘En de energiecoöperaties kunnen kijken naar meer onderlinge samenwerking’, zegt Gerrit. ‘Waarbij grotere coöperaties met professionals aan boord vaker kunnen gaan samenwerken met lokale initiatieven van vrijwilligers.’ Samengevat ziet Gerrit de boodschap uit de interviews als een oproep tot ‘klein denken’. ‘Houd de ontwikkeling dichtbij de lokale bewoners’, adviseert hij. ‘Maar koppel die lokaliteit zo mogelijk toch aan kennis en kapitaal van wat grotere partijen.’ 

Meer informatie

Contact

Gerrit Rentier, Research coordinator and senior researcher HZ University of Applied Sciences (g.m.rentier@hz.nl).

 

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Bekijk ook

Cookie-instellingen