Submenu

Wind, zon en warmte

Productie in NL

Het aandeel hernieuwbare energie op land is in 2022 toegenomen naar 15% van het totale energieverbruik in Nederland.  In 2022 is ongeveer 16,8 TWh hernieuwbare elektriciteit opgewekt uit zonnestroom (in 2020 was dit 2,5 TWh) en 13,1 TWh uit windenergie op land (in 2020 was dit 7,4 TWh).  

Coöperatieve opwek

Er is in 2022 in totaal 316 MW coöperatief windvermogen geplaatst in Nederland. Dit is 20 MW meer dan in 2021. Deze windturbines leveren ongeveer 1.010 miljoen kWh per jaar op, vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van 337.000 huishoudens. Het totale collectieve zonvermogen in 2022 komt uit op 272 MWp, vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van bijna 81.600 huishoudens.

SDE

De SDE++ staat voor Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie en biedt subsidie voor de inzet van technieken voor de opwekking van hernieuwbare energie en van andere CO2-verlagende technieken. De subsidie is bedoeld voor bedrijven en (non-)profitinstellingen in sectoren als de industrie, mobiliteit, elektriciteit, landbouw en de gebouwde omgeving.

Vanaf de SDE-ronde van 2024 kunnen ontwikkelaars een vergoeding krijgen voor maatschappelijke kosten die ze maken door aanvullende voorwaarden voor het beter inpassen van wind- en zonprojecten in de omgeving. Om dit mogelijk te maken moeten gemeenten deze voorwaarden in vergunningen en beleid hebben opgenomen, vóórdat de SDE-subsidie wordt aangevraagd, dus voor juni 2024. De VNG heeft hiervoor voorbeeld-basisteksten voor beleidsregels en vergunningen laten ontwikkelen.

Vanaf 10 september 2024 wordt de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) opnieuw opengesteld. 

 

Zon en wind combineren

Zonnepanelen leveren de meeste elektriciteit overdag als de zon volop schijnt onder invloed van een hogedrukgebied. Windturbines produceren vaak de meeste elektriciteit bij meer bewolkt weer onder invloed van een lagedrukgebied. Een combinatie van zon en wind is daarom heel erg geschikt. Ze vullen elkaar goed aan: de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk wordt beter benut, er is minder ruimte nodig voor kabels en er is een stabielere levering van elektriciteit.

 

 

 

naar boven
 

Windenergie

Windenergie

Windturbines zetten energie uit wind om in elektriciteit. Windturbines bestaan in allerlei afmetingen en bijbehorende vermogens. De afgelopen jaren is de gemiddelde afmeting en het vermogen van windmolens steeds verder toegenomen. Eind 2022 stond er in totaal in Nederland 6.045 MW aan operationeel vermogen aan wind op land. De doorlooptijd van een initiatief tot het plaatsen van een windmolen of windmolenpark kan lang zijn. Daar zijn diverse redenen voor zoals maatschappelijke acceptatie maar ook andere belangen zoals defensieradars, luchtvaart en natuur.

  • Draagt bij aan CO2 -reductie 2050
  • Draagt bij aan de minimaal 35 TWh doelstelling RES
  • Mogelijkheid tot meervoudig ruimtegebruik: onder meer akkerbouw, veeteelt, zonne-energie, bermen van water-, verkeers- en spoorwegen en bos.
  • Technisch te realiseren voor 2030
  • Maatschappelijke aandachtspunten zijn: landschapsgebruik, natuur, zichtbaarheid, overlast door geluid, slagschaduw, lichtschitteringen en obstakelverlichting.
  • Doorlooptijd projectontwikkeling: Gemiddeld 5,5 jaar
  • Kosten (€/MWh) : Een hogere windmolen geeft een lagere europrijs per MWh. Zie onder kosten.
  • Ruimtelijke impact: Er is circa 450 ha nodig voor een windmolenpark van 10 molens van elk 5,6 MW (totaal 56 MW).  Dit gaat om de bruto contour van het park. Het netto ruimtebeslag van de voet van 10 molens is ca. 1 ha. De ruimte tussen de molens kan gebruikt worden voor andere doeleinden.

Wind op zee

Windturbines kunnen zowel op land als op zee worden geplaatst.

De meeste windenergie komt straks van zee: rond 2030 wel 75 procent van onze elektriciteitsbehoefte. De afspraak in het Klimaatakkoord was dat er op zee in 2030 49 TWh uit wind wordt opgewekt. De elektriciteitsbehoefte stijgt echter veel sneller dan verwacht. Daarom besloot het kabinet dat in 2030 nog eens 28 TWh op zee moet worden opgewekt. Daar moet in 2031 nog eens 18 TWh bij. In totaal dus in 2031 95 TWH aan windproductie op zee.

Waarom windenergie op land

De meeste windmolens komen op zee, maar wind op land is ook nodig: de ruimte op zee is eindig vanwege andere functies. Ook zorgt opwek op land dat vraag en aanbod dicht bij elkaar kunnen komen. Dat is wenselijk: enerzijds vanuit kostenoogpunt (minder netuitbreiding nodig) anderzijds helpt het om netcongestie te verminderen. De mix van zon en wind is ook belangrijk voor een stabiele levering, omdat wind en zon op een ander moment stroom leveren.
Er wordt ook wel ingezet op andere technieken in de toekomst, maar veel technieken laten nog een tijdje op zich wachten. Zie ook het Nationaal Plan Energiesysteem.

.
 

Vermogen en elektriciteitsopbrengst

Het vermogen van een windmolen is wat hij bij ideale omstandigheden aan elektriciteit kan produceren. De opbrengst is afhankelijk van het technisch vermogen, de rotordiameter, de lokale omstandigheden en de hoogte. Grotere windmolens produceren in verhouding meer dan kleine, omdat het in hogere luchtlagen het vaker en harder waait en omdat er op lagere hoogte vaker obstakels aanwezig zijn. Een twee keer zo hoge windmolen produceert vier keer zo veel elektriciteit. De afgelopen jaren is de gemiddelde afmeting en het vermogen van windmolens steeds verder toegenomen.

 

Afstandsnormen

Op dit moment gelden er geen afstandsnormen voor het plaatsen van windmolens. Wel wordt er gewerkt met geluidsnormen (zie geluid). In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV is afgesproken dat er voor wind op land heldere afstandsnormen komen. In de concept landelijke milieunormen, die op 12 oktober 2023 zijn gepubliceerd, is daarom een afstandsnorm opgenomen. De afstandsnorm is in de daaraan voorafgaande m.e.r.-procedure in samenhang bekeken met geluidsnormen en de andere te onderzoeken milieuaspecten. Provincies en gemeenten kunnen eigen, lokale milieunormen stellen voor windparken. Op deze pagina vind je een overzicht van de concept-normen, de belangrijkste veranderingen en een impactanalyse van NP RES.

Doorlooptijd

Projectrealisatie duurt gemiddeld 5,5 jaar. Vergunningverlening en aansluiting op netinfrastructuur zijn kritieke factoren. Op sommige locaties is geen of niet direct capaciteit op het elektriciteitsnet beschikbaar. Een omgevingsproces met lokale initiatiefnemers, gemeente en omwonenden moet vanaf de beginfase zorgvuldig gebeuren en kost veel tijd. En ook voor de verplichte natuuronderzoeken moet zeker een jaar tijd worden genomen.

 

Gedragscode

Om acceptatie van windenergie te bevorderen, is de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op land opgesteld door Branchevereniging NWEA, Greenpeace, Milieudefensie, Natuur & Milieu, de Natuur- en Milieufederaties, de NLVOW en EnergieSamen. Bijna alle windenergie-initiatiefnemers hebben deze gedagscode onderschreven. Daarmee houden zij zich aan deze eenduidige afspraken over hoe de omgeving wordt betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe windparken.

Kosten

Een windmolen van 5,6 MW kost 40-65€/MWh (SDE-tarief, dus over een looptijd van 15 jaar i.p.v. de levensduur van een turbine die ca. 25 jaar bedraagt. De werkelijke kosten zijn dus lager.)

Deze kosten zijn opgebouwd uit:

  • Turbines en funderingen (ca. 70% van de totale kosten)
  • Civiele werken (bouwvoorbereiding en ontsluiting)
  • Elektrische infrastructuur en netaansluiting
  • Vergunningen
  • Ontwikkelingskosten (onderzoeken en adviezen)
  • Bouwrente
  • CAR-verzekering tijdens de bouw
  • Verwijderingskosten
 

 

Gezondheid

Windmolens op land produceren op een schone manier energie, maar veroorzaken ook hinder, zoals geluid en slagschaduw. Mede hierom leven er zorgen over de mogelijke gezondheidseffecten van (het wonen nabij) windturbines. Daarom en omdat de onderzoeksmogelijkheden toenemen, is het van belang de al bestaande kennis met betrekking tot windturbines en gezondheidsrisico’s continu te actualiseren en waar nodig aan te vullen.

Een aantal vragen en antwoorden over onderzoeken naar gezondheidseffecten zijn te vinden op de Helpdesk Wind.

 
 
 

Geluidsnormen

Geluid van een windmolen kan als hinderlijk worden ervaren door omwonenden. Daarom zijn afspraken gemaakt over hoeveel geluid zij mogen veroorzaken. In de concept landelijke milieunormen is voorgesteld dat het geluidniveau in principe lager moet zijn dan in de oude regels stond (standaardwaarde). Bij lokaal maatwerk is afwijken naar meer geluid mogelijk (grenswaarde): bijvoorbeeld als een windpark naast een snelweg ligt waar al omgevingsgeluid is. 

Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland staat meer informatie over het ontstaan van het geluid van windturbines, de wettelijke normen en de toetsing.

 

 

Slagschaduw

Windmolens kunnen hinder veroorzaken door slagschaduw. Daarom stellen overheden regels op over hoe vaak en hoe lang per dag de slagschaduw van een windturbine een woning mag raken. Via de vergunning zijn windturbines bijna altijd verplicht voorzien van een stilstandvoorziening. Die schakelt de windturbine uit tijdens de periode van veroorzaken van slagschaduw, zodat aan de vergunningvoorschriften kan worden voldaan.

 

Veiligheid

Om te voorkomen dat zich ongelukken voordoen met windturbines, moeten windturbines aan strenge veiligheidseisen voldoen, zowel technisch als qua locatie. Voor de locatiekeuze moeten de veiligheidsrisico’s voor de omgeving zorgvuldig in kaart worden gebracht en beoordeeld. De Handreiking Risicozonering en Handleiding Risicoberekeningen Windturbines geven een overzicht van de wet- en regelgeving over de veiligheid en risico’s van windturbines. Op de website van Infomil staan beide documenten en aanvullende informatie.

Voor vliegverkeersveiligheid moeten windturbines of -parken worden voorzien van 'obstakelverlichting'. Momenteel moeten in principe alle windturbines met een tiphoogte (het hoogste punt dat door de wiek wordt 'aangetipt') hoger dan 150 meter obstakelverlichting hebben. Hinder van obstakelverlichting bij omwonenden is een belangrijke bron van maatschappelijke zorgen over windparken. Deze hinder kan verminderd worden door inzet van naderingsdetectie. Hierbij schakelt de rode verlichting 's nachts alleen in als een vliegtuig in de buurt van de windturbine is. 

 

 

Nieuwe landelijke normen voor windturbines

Op 30 juni 2021 deed de Raad van State uitspraak in een zaak over de uitbreiding van Windpark Delfzijl Zuid. Op basis van het Nevele-arrest van het Europese hof oordeelt de Raad van State dat er voor het opstellen van de landelijke regels voor windturbineparken (3 of meer windturbines) een uitgebreid milieuonderzoek (plan-m.e.r.) had moeten plaatsvinden. De landelijke regels in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling moeten daarom buiten toepassing worden gelaten. 

De rijksregels kunnen voor windparken met 3 of meer turbines niet meer worden toegepast tot de regering nieuwe landelijke milieunormen heeft opgesteld. De concept landelijke normen zijn op 12 oktober 2023 gepubliceerd en lagen tot en met 22 november 2023 ter inzage. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2025. Afhankelijk van o.a. het aantal zienswijzen, behandeling door de Raad van State en de Tweede Kamer kan dit proces eventueel eerder, of later, worden afgerond.  Als de nieuwe landelijke windturbinenormen strenger worden, dan heeft dat mogelijk invloed op in de RES’en genoemde zoekgebieden.

Overheden kunnen in de tussentijd nog steeds zelf milieunormen opstellen, als die goed en lokaal worden onderbouwd. Op basis van zulke lokale milieunormen, oordeelde de Raad van State in 2023 dat de uitbreiding van Windpark Delfzijl Zuid en het Burgerwindpark A2 Lage Rooijen alsnog mogen doorgaan.
Bestaande windturbineparken mogen blijven draaien. Onherroepelijke omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen blijven eveneens geldig.

 

Natuurinclusieve energietransitie

De optimale afstand tussen twee windturbines is ongeveer 5 keer de diameter van de rotor. Het gebied onder windmolens kan voor andere functies worden gebruikt, zoals akker- of tuinbouw, veeteelt, randen langs wegen en bos.

Er wordt gewerkt aan een convenant, genaamd NIEWHOL, tussen partijen voor natuurinclusieve manieren van windopwekking aanvullend op wettelijke normen.

 

Kleine windmolens

Kleine windmolens tellen mee in het RES-bod, maar de bijdrage in opwek van energie is gering. Daarentegen is de ruimtelijke impact groot: een kleine molen van 15 KWh levert zo'n 32,1 MWh/jaar en een grote van 5,6 MW zo'n 16.800 MWh/jaar. Voor dezelfde opbrengst van één grote windturbine zou je dan meer dan 500 kleine molens nodig hebben.

NP RES gaat met het Planbureau voor de Leefomgeving, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de regio’s in gesprek of het mogelijk is om de kleine windmolens goed mee te nemen in de monitor ten behoeve van doelrealisatie voor 2030.

 
 

Lokaal eigendom

In het Klimaatakkoord is het streven opgenomen van 50% lokaal eigendom bij duurzame opwek op land.

Lokaal eigendom betekent dat inwoners en ondernemers samen, deels, of helemaal eigenaar zijn van windmolens of zonnepanelen. En dat zij kunnen meebeslissen over het project en over een deel of over alle opbrengsten. Je hebt dan wat te zeggen over een project: je hebt ‘zeggenschap’.

 

 

 

 

naar boven
 

Zonne-energie

Zonne-energie

Zonnepanelen (ook wel fotovoltaïsche of PV-panelen) zetten zonne-energie om in elektriciteit. Zonne-energie kan ook worden gebruikt voor de opwek van warmte. De RES richt zich op elektriciteitsopwekking uit zon, en specifiek op grootschalige opwek door installaties van meer dan 15 kWp (KiloWatt piek). Grootschalige opwek van elektriciteit uit zon vindt bijvoorbeeld plaats via zonprojecten op grote daken, parkeerplaatsen, stortplaatsen of stroken grond langs wegen en spoorwegen, geluidsschermen of - alleen in uitzonderingsgevallen - in zogeheten zonneparken op land. Provincies en gemeenten houden rekening met de aangescherpte afspraken die in 2023 zijn gemaakt over de voorkeursvolgorde zon en slimme functiecombinaties.

  • Draagt bij aan de minimaal 35 TWh doelstelling RES
  • Mogelijkheid tot meervoudig ruimtegebruik: kleinvee, natuur, waterberging, windenergie, biomassateelt
  • Technisch te realiseren voor 2030
  • Maatschappelijke aandachtspunten zijn: landschapsgebruik, zichtbaarheid, extra kosten voor infrastructuur
  • Doorlooptijd projectontwikkeling zon op land: 2 tot 3 jaar
  • Zon op dak behoeft meestal geen vergunning.
  • Aansluiting op netinfrastructuur is een beperkende factor voor zon. Op sommige locaties is er geen extra capaciteit op het elektriciteitsnet beschikbaar.
  • Kosten (€/MWh) : 52-70
  • Ruimtelijke impact: Voor 1 MWp zon-PV is circa 0,95 ha nodig

Voorkeursvolgorde zon

Het Rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW) hebben afspraken gemaakt over het multifunctioneel gebruiken van locaties voor de opwek van zonne-energie. Dat schrijft minister De Jonge (BZK) mede namens minister Jetten (Klimaat en Energie) op 26 oktober 2023 in een kamerbrief.

In de bestuurlijke afspraken wordt meer ingezet op zonne-energie op onder meer onbenutte daken en gevels, en alleen bij uitzondering op landbouw- of natuurgrond voor nieuwe zonprojecten.

NP RES heeft de taak gekregen om de gemaakte afspraken te monitoren en te evalueren.

 

Vermogen

De efficiëntie van zonnepanelen kan worden uitgedrukt in vermogensdichtheid. Voor zonneparken en platte daken ligt de vermogensdichtheid momenteel lager dan voor schuine daken, maar naar verwachting zal deze in 2030 op het niveau van zon op schuine daken liggen. De ontwikkeling in vermogensdichtheid van zonnepanelen van de afgelopen jaren en de verwachte ontwikkeling naar 2030 toe is voor schuine daken met een optimale ligging:

  • 2015: 105 Wp/m2
  • 2020: 145 Wp/m2
  • 2030: 215 Wp/m2

 

 

 

Ruimte

Voor een installatie van 15 kWp is 70-140 m2 nodig op dak of land. Provincies en gemeenten houden daarbij rekening met de voorkeursvolgorde zon uit de Nationale Omgevingsvisie en slimme functiecombinaties. Zon op land kan ook gecombineerd worden met bijvoorbeeld de teelt van peer, zachtfruit, vollegrondsgroente en gewasrotatie.

Meer weten?

 

 

Zon op daken en objecten

In de RES-regio’s wordt 'zon op daken' over het algemeen als een keuze gezien die positief en belangrijk is. De ontwikkeling van zon op dak neemt sterk toe en biedt kansen. Dat neemt niet weg dat het niet altijd even makkelijk is om zomaar ‘alle daken vol te leggen’. Helaas is niet ieder dak geschikt voor de opwek van zonne-energie. Soms is de constructie niet zwaar genoeg of is de ligging ten opzichte van de zon ongunstig. Voor zon op daken lopen bedrijven aan tegen de hoge verzekeringspremies. Ook is vaak geen vergunning nodig. Zicht op de ontwikkeling van zon op dak is zowel voor netbeheerders als overheden wenselijk om een samenhangend efficiënt, robuust, toekomstbestendig en betaalbaar (regionaal) energiesysteem te ontwikkelen. Daarom is in de Handreiking voor de RES 2.0 elke regio gevraagd een Uitvoeringsstrategie Zon op daken te maken, die het beleid van gemeenten en provincies kan ondersteunen.

De Helpdesk Zonopwek ondersteunt RES-regio’s, provincies, waterschappen en gemeenten bij het realiseren van zon op daken en objecten. 

 

Welke zon op daken telt mee voor de RES

De RES gaat over grootschalig opwekken van zonne-energie. Onder grootschalig wordt verstaan meer dan 15 KiloWatt piek. Inwoners en bedrijven werken allemaal ook hard aan het opwekken van elektriciteit met zon op dak en dat is belangrijk. In de doelen van het Klimaatakkoord is hier al rekening mee gehouden. Verwacht wordt dat hiermee wel 7 TWh in 2030 wordt opgewekt. Dit maakt geen deel uit van het doel van minimaal 35 TWh in 2030, maar is wel belangrijk voor wat we in Nederland samen opwekken en besparen. Het gezamenlijke bod van 55 TWh van de 30 RES-regio’s overschrijdt de doelstelling uit het Klimaatakkoord van minimaal 35 TWh in 2030. Als er kleinschalig meer dan 7 TWh wordt opgewekt, mag dat meetellen voor het realiseren van het bod boven de 35 TWh. NP RES gaat met regio’s en het Planbureau voor de Leefomgving in gesprek of het mogelijk is om de autonome groei van kleinschalig zon op dak te monitoren voor de realisatie van de RES-bieding boven de 35 TWh.


 
 

Doorlooptijd

De doorlooptijd van een zonneproject hangt af van de vergunning en netaansluiting. Voor zon op dak is geen vergunning nodig. Vergunningverlening voor zon op land (als dit binnen de bestuurlijke afspraken over de voorkeursvolgorde zon kan) duurt ongeveer 2-3 jaar. Aansluiting op netinfrastructuur is een beperkende factor voor zon op land. Op sommige locaties is er geen extra capaciteit op het elektriciteitsnet beschikbaar. Netbeheerders hebben congestiegebieden aangewezen waar de capaciteit beperkt is.

Gedragscode

Brancheorganisatie Holland Solar, vereniging van omwonenden van energieprojecten NLVOW, Energie Samen, Greenpeace, Milieudefensie, Natuur & Milieu, de Natuur en Milieufederaties, Natuurmonumenten, en de Vogelbescherming tekenden samen de Gedragscode Zon op Land.

Hierbij is het volgende verplicht:

  1. Betrekken van omwonenden in de keuzes over het plan, het ontwerp en de mogelijkheid financieel te participeren.
  2. Door een goede locatiekeuze en vormgeving meerwaarde bieden aan de omgeving: de natuur ter plekke zal erop vooruit moeten gaan; omwonenden zullen mee kunnen profiteren.
  3. Zorgen dat het oorspronkelijk grondgebruik desgewenst mogelijk blijft na de levensduur van het zonnepark; zowel planologisch als fysiek (geen afval, vervuiling; goede bodemkwaliteit).

Veiligheid

Bij de veiligheid van zonnepanelen gaat het om brandgevaar van de omvormers, panelen en accu’s waarin zonne-energie opgeslagen kan worden. Maar ook de panelen in het veld of langs de weg die zonlicht kunnen weerkaatsen en zo automobilisten kunnen afleiden. De site van NP RES bevat een pagina met informatie over veiligheid.

 
 

Kosten Zonnepark

Voor het op te wekken vermogen wordt doorgaans gerekend met 1 MWp per hectare. Op basis van 950 vollasturen levert dit 1.140 MWh/jr. Veiligheidshalve gaan we uit van 1000 MWh/jr per hectare ofwel 1 GWh/jr per hectare. Panelen worden overigens steeds efficiënter, het is tegenwoordig mogelijk om zonneparken te realiseren met een vermogen van 1,2 MWp. Wel moet het aanleggen van een zonnepark passen binnen de bestuurlijke afspraken over de voorkeursvolgorde zon. 

De totale investeringskosten voor grote grondgebonden zonneparken (>10MWp) zijn ongeveer €540,- per kWp. Voor installaties op daken is dat eerder tegen de €590. Kleinere grondgebonden parken zitten er ergens tussen in.

Daarnaast zijn er de kosten voor het ontwikkelen van het park. Dit is een kleine 9% van de totale investeringskosten van een project. Onderhoudskosten bedragen +/- €30,05 per kWp over de totale levensduur. Hierin is het vervangen van de omvormer na +/-12 jaar meegenomen.

Opbrengst

Een zonnepaneel is doorgaans 1,65 x 1 meter en levert 300WP per jaar op.

 

 

naar boven
 

Warmte

Regionale Structuur Warmte

We gaan onze huizen en gebouwen op een andere manier verwarmen: zonder aardgas maar met bijvoorbeeld aardwarmte uit de diepe ondergrond (geothermie), restwarmte van de industrie en/of met aquathermie: warmte uit oppervlakte-, drink- of afvalwater.

Gemeenten beschrijven in hun Transitievisie Warmte (TVW) de warmtevraag en geven inzicht in welke wijken wanneer naar een duurzame bron gaan. Afstemming met omliggende gemeenten voorkomt dat een warmtebron ten onrechte dubbel gebruikt wordt of juist onbenut blijft. Dat is de reden dat inzicht in de warmtevraag en het warmte-aanbod onderdeel uitmaakt van de Regionale Energiestrategie. Dat gebeurt in de vorm van een Regionale Structuur Warmte (RSW). De RSW en de TVW voeden elkaar zodat goede keuzes gemaakt kunnen worden, lokaal én in regioverband. 

 

Transitievisie Warmte

Elke gemeente moet voor eind 2021 een Transitievisie Warmte vaststellen. Met de transitievisie maken gemeenten het tijdspad inzichtelijk: wanneer kunnen welke wijken of buurten van het aardgas worden afgekoppeld. Voor de wijken of buurten die voor 2030 gepland staan, maakt de gemeente ook al de mogelijke warmte-alternatieven bekend. Uit de Transitievisie Warmte volgt een gedetailleerde uitwerking per wijk. Dit zijn de wijkuitvoeringsplannen.

 

Gasverbruik gemiddelde woning

De aardgasvraag in een gemiddelde woning in Nederland is 1.280 m3 per jaar. Gasverbruik in m3 kun je omrekenen naar bijvoorbeeld gigajoule (GJ) of kilowattuur (kWh): 1 m3 gas is 0,03165 GJ of 8,79 kWh. Om een gemiddeld huishouden te verwarmen is dus 40,5 GJ of 11.205 kWh energie nodig. Dat is meer dan vier keer zoveel als het huidige stroomverbruik van een gemiddeld huishouden: het gemiddelde elektriciteitsgebruik per woning is 2.810 kWh.

 

 

Energieverbruik

Voor het verduurzamen van 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen, moet meer dan 60 miljoen GJ (omgerekend bijna 1900 miljoen m3) aan aardgas worden vervangen. Dit gebeurt deels met hernieuwbare elektriciteit en deels door alternatieve duurzame energiedragers als warmte en groen gas. Bij elektrisch verwarmen met een warmtepomp is de elektriciteitsvraag zo’n 3 tot 4 keer lager dan 60 miljoen GJ. Dit komt doordat een warmtepomp naast elektriciteit ook warmte uit de grond, water of lucht gebruikt voor het verwarmen van een woning.

 

Warmtenetten

Warmtenetten vormen de verbinding tussen een grootschalige warmtebron en gebouwen. De temperatuur van het warmtenet hangt af van de temperatuur van de warmtebron. Over het algemeen geldt: hoe lager de temperatuur van het warmtenet, hoe breder het scala aan bronnen is dat erop aangesloten kan worden.

 

Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

In de RES wordt enkel gekeken naar de realisatie van de warmtevoorziening, en niet de realisatie van het benodigde warmtenet. Dit laatste verschilt per warmteproject. Wil je meer weten over de transitie visie warmte (TVW) en/of wijk uitvoeringsplannen (WUP). Kijk dan op de site van NPLW.

 

 
Cookie-instellingen